Vijanden van God
Klik hier om direct naar de videostudie te gaan.

Voor de videostudie van vandaag heb ik me gericht op het laatste gedeelte van Psalm 139. Dit gedeelte wordt vaak weggelaten wanneer deze Psalm wordt gelezen. In vers 21 en 22 zegt David over hen die God haten: “Ik haat hen, zo fel als ik haten kan.” Dat klinkt niet prettig in onze christelijke oren. Zegt de bijbel ook niet: “Hebt uw vijanden lief ?” (Mattheüs 5). Wat moeten we vinden van die haat van David? David lijkt er zelf ook niet goed raad mee te weten, want in vers 23 en 24 vraagt hij God zijn hart te kennen en te zien of er geen verkeerde weg bij hem te vinden is. Wat we ook duidelijk moeten zien, is dat David het heeft het hier niet over zijn eigen vijanden, maar over Gods vijanden. Wie zijn die vijanden van God?
In hun boekje Vechten voor vrede zeggen Nico Bouhuijs en Karel Deurloo het zo: “De vijand is degene die zich groot en machtig maakt ten koste van de arme; die teert op wees en weduwe.”
Zij die God haten, de vijanden van God, zijn niet in een hokje te stoppen. Het is niet je vloekende buurman en het zijn niet de moslims. Dat zou te gemakkelijk zijn. In vers 19 worden ze ‘zondaars’ genoemd. Het Hebreeuwse woord dat hier gebruikt wordt is ráshá’. Over dit woord gaat de videostudie van vandaag. En, zoals we zo vaak in de Hebreeuwse bijbel zien, zitten er meer kanten aan het verhaal. Het ‘haten’ waar David het over heeft, is voor Ezechiël niet weggelegd.
Bekijk hier de video over ráshá’.